De schalen worden op de tafel geplaatst:
-
Ze nemen een mes, smeren boter, gooien een
-
Het deksel op de pot is losgeschroefd,
-
Luciferhoutje
-
Ovendeur open, dicht
-
Schakelt uit, De waterkoker kookt
-
Klop met een garde
-
Gerinkel van bestek
-
Het geluid van water, rammelende, Afwassen
-
Koelkastdeur open dicht
-
Snijd een stuk brood
-
Schud een doos met ontbijtgranen
-
Voedsel verwerker
★★★★★